-
1 zijn kleur/bladeren verliezen
zijn kleur/bladeren verliezen〈 ook〉 decolourize, defoliateVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn kleur/bladeren verliezen
-
2 groen
groen1〈 het〉1 [kleur] green♦voorbeelden:————————groen2♦voorbeelden:de groene partij, de groenen • the Green Party, the Greensdie peren zijn nog groen • the pears are still greengroen en geel worden van nijd • go green with envyhet signaal sprong op groen • the signal changed to green -
3 amatungulu
n. Zuid Afrikaanse struik met groene naalden en glinsterende bladeren (ook bekend als macrocarpa) -
4 verkleuren
♦voorbeelden: -
5 leaf
n. blad, vlakke en ongewone structuur aan de stam of tak van een plant; kroonbloem; gebladerte; blad (papier); laag; dunne laag metaal (speciaal goud of zilver); vleugel; extra tafelblad om tafel te verlengen--------v. bladeren; ontdoen van bladerenleaf1[ lie:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: leaves〉♦voorbeelden:1 be in leaf • blad dragen/hebbencome into leaf • blad krijgen¶ take a leaf out of someone's book • iemand navolgen, in iemands voetspoor treden→ new new/————————leaf22 bladeren♦voorbeelden: -
6 shape
n. gedaante; vorm; vermogen; patroon, structuur--------v. vormen; zich ontwikkelen; vorm gevenshape1[ sjeep]1 vorm ⇒ gestalte, gedaante, verschijning2 (bak/giet)vorm ⇒ model, sjabloon♦voorbeelden:give shape to • vorm geven aan, tot uitdrukking brengentake shape • (vaste/vastere) vorm aannemen/krijgenround in shape • rond van vormin the shape of • in de vorm/gedaante vanI've had no trouble with him in any shape or form • ik heb op geen enkele manier moeilijkheden met hem gehadknock/lick something into shape • iets fatsoeneren/bijschavenknock out of shape • vervormen1 (goede) conditie ⇒ (goede) toestand, vorm♦voorbeelden:1 in bad/good shape • in slechte/goede conditiein(to) shape • in (goede) conditiethat's the shape of it • zo staan de zaken (ervoor)out of shape • in slechte conditie————————shape2♦voorbeelden:shape (up) well • zich gunstig ontwikkelen¶ shape up • zich goed (gaan) gedragen, zijn fatsoen houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vormen ⇒ maken, ontwerpen3 bepalen ⇒ vormen, vorm/richting geven aan♦voorbeelden:shape something from • iets vormen uit/met, iets maken vanshape plastic into buckets • uit/van plastic emmers makenshaped like (a pear) • in de vorm van (een peer), (peer)vormig -
7 mate
n. maté, Zuid-Amerikaanse boom, die eeuwig groen is, gecultiveerd voor zijn bladeren die gebruikt worden voor maken van thee; Paraquaanse thee, drank gemaakt door het trekken van bladeren van de matéboom in heet water--------n. vriend, maat; huwelijkspartner; partner; stuurman; mat (schaak-)--------v. paren; koppelen; voortplanten; mat zetten (in schaken)mate1[ meet]4 stuurman1 mat————————mate21 paren ⇒ huwen; zich voortplanten2 〈 techniek, technologie〉aan(een)/bij/in elkaar passenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 coton
coton [kottõ]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 katoen ⇒ katoenen garen, draad2 watten ⇒ dot, plukje watten4 katoenplant, -heester♦voorbeelden:de coton • katoen-, katoenen, van katoencoton à démaquiller • wattenschijfjeélever un enfant dans du coton • een kind in de watten leggen〈 informeel〉 c'est coton • dat is verdraaid, verduiveld, verhipt lastigavoir les jambes, les bras en coton, se sentir tout en coton • erg slap(jes) zijn, geen kracht meer hebbenm3) dons [bladeren]4) mist, nevel -
9 dwarrelen
♦voorbeelden:1 dwarrelende bladeren • fluttering/swirling leavesde sneeuwvlokken dwarrelen langs mijn raam • the snowflakes are whirling past my window -
10 verliezen
1 [kwijtraken] lose2 [niet meer kunnen doen gelden] lose, forfeit♦voorbeelden:de macht verliezen • fall from powerterrein verliezen • lose ground2 zijn aanspraken verliezen • lose/forfeit one's claims3 geen tijd verliezen met • lose/waste no time iner is geen tijd te verliezen • there is no time to lose/to be lost1 [de mindere blijken] lose♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich verliezen〉1 [opgaan] lose oneself (in) -
11 disturb
v. storen; komen aan; verontrusten[ distə:b]2 storen♦voorbeelden:disturbing facts • verontrustende feitenplease do not disturb! • a.u.b. niet storen! -
12 drift
n. beweging, richting, tendens; erosie, afdrijving--------v. met de stroom meegaan; meeslependrift1[ drift] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 afwijking/drijving ⇒ het weg/afdrijven, het zwerven2 vlaag ⇒ sneeuw/regenvlaag, stofwolk3 opeenhoping ⇒ berg, massa4 ongeorganiseerde beweging ⇒ gang, trek5 strekking ⇒ tendens, bedoeling♦voorbeelden:I get your drift • ik begrijp wat je bedoelt→ continental continental/————————drift21 (af/uiteen)drijven 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ (zich laten) meedrijven, (rond)zwalken♦voorbeelden:John and Mary drifted apart • John en Mary vervreemdden van elkaardrift away/off • geleidelijk verdwijnenshe just drifted in • ze kwam zomaar even langsII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 gild
-
14 honeydew
n. honingdauw (zoete stof gevonden in bladeren van bepaalde planten)honeydew, 〈in betekenis 1〉 honeydew melon -
15 aloes
n. (Medicijnen) laxeermiddel gemaakt van bladeren van aloë (ook bittere aloë genoemd) -
16 couvrir
couvrir [koevrier]3 beschermen ⇒ beschutten, rugdekking geven, dekken4 verbergen ⇒ verhullen, bemantelen, vergoelijken♦voorbeelden:couvrir un enfant chaudement • een kind warm aankleden, goed inpakkencouvrir un livre • een boek kaftencouvrir une table d' une nappe • een tafellaken op tafel leggenla foule couvre la place • het plein staat vol met mensenles feuilles couvrent le sol • de grond is bezaaid met bladerencouvrir qn. de huées • iemand uitjouwencouvert de taches • onder de vlekken5 les applaudissements ont couvert la fin de son discours • zijn laatste woorden gingen in het applaus verlorenêtre couvert par une assurance • verzekerd zijn, gedekt zijncouvrir par chèque • per cheque betalen→ jeul'émetteur couvre cette région • de zender kan in dit gebied ontvangen worden♦voorbeelden:se couvrir de gloire • zich met roem overladen1. v1) (af-, be-, over-, toe)dekken2) kleden3) kaften [boek]5) beschermen6) verbergen, verhullen7) overstemmen, overschreeuwen8) dekken [kosten, risico's]9) omvatten11) afleggen [afstand]12) uitvoerig berichten (over), verslaan13) dekken [dieren]2. se couvrirv4) betrekken [lucht] -
17 afvallen
1 [naar beneden vallen] fall off/down2 [niet meer meetellen] drop out3 [ontrouw worden] abandon4 [afslanken] lose weight5 [overschieten] be left (over)6 [tegenvallen] be disappointing7 [scheepvaart] bear away♦voorbeelden:3 iemand afvallen • desert/abandon someone -
18 gespleten
-
19 tekening
-
20 treiben
treiben♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich treiben lassen • zich (willoos) door de stroom laten meevoeren; 〈 ook〉 zich laten gaan〈 figuurlijk〉 wohin werden die Dinge noch treiben? • hoe zullen de zaken zich ontwikkelen?der Saft trieb ins Holz • het sap schoot in het houtdie Hefe treibt • de gist rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen aan, uitoefenen ⇒ (be)drijven, beoefenen♦voorbeelden:1 einen Kreisel treiben • een tol zwepen, aandrijvendas Wasser treibt das Rad • het water drijft het rad (aan)man muss ihn immer treiben! • je moet steeds achter hem aan zitten!〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es treibt mich • ik (ge)voel de behoefte, ik voel me gedrevenwas mag ihn wohl treiben? • wat mag, zou hem toch bezielen?einen Reifen auf ein Fass treiben • een hoepel om een vat slaandie Wut wurde bis zur Siedehitze getrieben • de woede steeg tot het kookpuntetwas durch ein Sieb treiben • iets door een zeef haleneinen Nagel in die Wand treiben • een spijker in de muur drijven, slaandie Preise in die Höhe, nach oben treiben • de prijzen opdrijvendas trieb ihm den Zorn ins Gesicht • hij werd rood van kwaadheid (daardoor)das Vieh ins, zu Tal treiben • het vee naar het dal drijvenDemonstranten von der Straße treiben • demonstranten van de straat af-, verjagen, verdrijvenjemanden zur Arbeit treiben • iemand aan het werk zettenjemanden zur Eile treiben • iemand tot spoed aanzettenjemanden zur Verzweiflung treiben • iemand wanhopig maken2 Gymnastik treiben • (aan) gymnastiek doen, gymmenein Handwerk treiben • een ambacht uitoefenenLuxus treiben • in grote luxe levenSpionage treiben • aan spionage doen, spionerenSport treiben • aan sport doen, sportenein Studium treiben • een studie doen, studerenVorsorge treiben • voorzorgsmaatregelen treffen3 was treibst du den ganzen Tag? • wat doe jij zoal de hele dag?was treibt ihr (denn) hier? • wat voeren, spoken jullie hier uit?so darf, kann er es nicht mehr lange treiben • zo mag, kan hij niet lang meer blijven doorgaanes wüst treiben • woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishoudenes schlimm, übel mit jemandem treiben • iemand slecht behandelen〈 informeel〉 es mit allerhand Männern treiben • zich met allerlei mannen afgeven, inlaten
См. также в других словарях:
Blatt — 1. Behalt ein gutes Blatt auf die letzte Lese. – Simrock, 1125; Sailer, 279; Körte, 640. Vernünftige Sorge für die Zukunft. Holl.: Al hadden zij ook al hun moes verkocht, zij zouden toch nog het beste blad behouden hebben. (Harrebomée, I, 59.) 2 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon